
Offshore windparken liggen traditioneel in zones waar de zee niet dieper is dan 20 tot 50 m. Het Hywind Park wordt gerealiseerd in Buchan Deep, een gebied buiten de kust waar het water 95 tot 120 m diep is. De vijf turbines zijn 178 m hoog en hebben elk een capaciteit van 6 MW. Het volledige park zal een oppervlakte van ongeveer 4 km² innemen.
Drijvende windmolenparken kunnen verder op zee geïnstalleerd worden omdat ze niet in de grond worden verankerd met traditionele sokkels. De windmolens drijven en worden met ballast op hun plaats gehouden. Het voordeel om de turbines diep in zee te plaatsen, is dat de wind daar veel harder waait dan in kustgebieden.
De windsterkte waar Statoil het Hywind Park wil vestigen, zal gemiddeld ongeveer 6 Beaufort bedragen. In tegenstelling tot de traditionele offshoreparken zal het drijvende windmolenpark bovendien de kustlijn visueel niet of nauwelijks bezoedelen.
De rotorbladen op de drijvende windturbine hebben een diameter van 80 m. De constructie zal ongeveer 65 m boven het zeeoppervlak uittorenen. Statoil werkt samen met verschillende Schotse leveranciers en partners aan het project. Het project zorgt voor extra werk in de Schotse kuststreek.
De werking en het onderhoud van het windmolenpark zullen immers worden aangestuurd vanuit Peterhead. Statoil experimenteert al zes jaar met drijvende windmolenparken en installeerde eerder al met succes een prototype in de buurt van het eiland Karmøy in Noorwegen.